Modern tijdverdrijf
Kees Moeliker
In zijn inleiding tot het vakgebied van de vogelkunde (Ornithology: an introduction, 1974) schrijft Austin L. Rand, de toenmalige conservator vogels van het American Museum of Natural History in New York: ‘De mens is zich altijd bewust geweest van vogels. Zij voeden ons nog steeds met genoeg materiaal en inspiratie voor recreatieve, intellectuele en wetenschappelijke bezigheden, en verse eieren bij het ontbijt’. Treffender zijn de geneugten van het vogelen niet samen te vatten. Of u nu van een koolmees aan de pindaslinger geniet, uitrukt als er een kortteenleeuwerik gespot is, vogels schildert of tekent, er uw levenswerk van heeft gemaakt om de raadselen van de trek van de kanoetstrandloper te doorgronden of simpelweg een zachtgekookt scharrelei weet te waarderen, u bent op de een of andere manier geraakt door en bezig met vogels.
Het is niet eens zo lang geleden dat onze belangstelling voor vogels uitsluitend uitging naar hun decoratieve waarde, hun rol in bijgeloof en naar hun eetbaarheid. Maar hoe zit het met het vogelskijken voor ons plezier. Wie is daar mee begonnen? Hiervoor moeten we naar het Engeland van de achttiende eeuw, naar het plaatsje Selborne in het graafschap Hampshire. Daar was het dominee Gilbert White die in 1789 zijn boek The Natural History and Antiquities of Selborne publiceerde. In dit boek, vermoedelijk het populairste natuurhistorische boek ooit, deed hij verslag van zijn gedetailleerde natuurobservaties, voornamelijk van vogels. Dit was in een tijd dat natuurstudie als een belachelijke tijdverspilling werd gezien, en het ‘buitenleven’ bovendien gevaarlijk was: overal lagen struikrovers op de loer. Dominee White werd daar als geestelijke niet door belemmerd. Hij genoot openlijk van de spirituele en esthetische waarden van natuur, deed zelfs wetenschappelijke observaties, en schreef daar aanstekelijk over. Hij is de vader van het moderne vogelskijken, en zijn boek is nog steeds een aanrader. Dat deed onze dominee Nozeman, met zijn monumentale maar gortdroge ‘Nederlandsche Vogelen’ (1770-1829) hem niet na. Wij moesten wachten tot 1903 toen ‘Het Vogeljaar’ van Jac. P. Thijsse verscheen. Deze natuurvorser bracht als eerste de Nederlanders liefde en belangstelling voor in het wild levende vogels bij. Toen ik er ruim 40 jaar geleden mee begon, was vogelen nog een beetje elitair of juist de hobby van langharige alternatievelingen.
Inmiddels is vogels kijken uitgegroeid tot een populair en breed gedragen tijdverdrijf. Ontmoette ik vroeger nog regelmatig meewarige of afkeurende blikken als ik mijn verrekijker voor de ogen zette en naar een vogel keek, tegenwoordig laten omstanders mij bemoedigend foto’s op hun smartphone’s zien: ‘Dat is een kokmeeuw, dat zie je toch zo!’.
Eerder gepubliceerd in Vogels, jaargang 33, nummer 186 [zomer 2013]