De Mus
Midas Dekkers
Het zou beter zijn als typistes zesentwintig vingers hadden. Het alternatief ie het aantal letters in onze taal tot tien terugbrengen. Dieven zouden beter af zijn met lange vingers, timmerlui met hamervormige. Bij gebrek hieraan beëindigt menige dief zijn carrière voortijdig in een gevangenis en behelpt een timmerman zich met een gereedschapskist. Het is een schande, zo slecht de mens aan zijn levenswijze is aangepast. Veel slechter dan vogels. Die hebben hun zaakjes dik voor elkaar. Eet een vogel zaden, dan heeft hij een forse zaadeterssnavel, eet hij insecten, dan is hij dus met een insecteneterssnavel uitgerust, en pikt hij dennenappels leeg, dan is zijn bek gekuist als bij een kruisbek. Problemen doen zich slechts voor bij vogels zoals de mus.
Mussen eten kruimpjes brood. Waarom eigenlijk? Welke mus is het eerst op dat idee gekomen? Wat aten voordat er bakkers waren om brood voor ze te bakken? Het antwoord op de laatste vraag wordt gegeven door de snavel, die is gebouwd om zaad te eten. Tarwezaad bijvoorbeeld. Maar daarvan mag een mus niet snoepen. Vogels die van onze graanvelden eten zijn immers schadelijk. Daarom oogsten we het graan eerst, malen het, kneden het tot deeg en bakken er brood van. Dat brood geven we tenslotte vertederd aan de mussen.
Mussen eten per dag een derde van hun gewicht aan brood. Van één boterham leven ze derhalve een hele week, hippen, trippen, vliegen en fluiten inbegrepen. Dure vogels zijn het niet. En wij? Wat doen wij met één boterham? Ik heb het voor u uitgerekend. De calorieën in één boterham zijn voldoende voor een uur op het terras zitten, een half uur pianospelen, een kwartier ramen zemen of vijf minuten boksen. Voor een uur hard roeien moet je al gauw een half wit oppeuzelen. Wat een mus met één boterham doet, een hele week leven, kost ons honderdvijfenzeventig boterhammen ofwel per dag een brood. Dat wil zeggen: bij licht werk. Een bouwvakker die alleen brood zou eten, verstookt met gemak driehonderdvijftig boterhammen per week in zijn ingewanden. En hoe zit dat met geestelijke arbeid? Denken is ook inspannend. De Zeeuwse schrijver Hans Warren bij voorbeeld klaagt in een interview dat hij tijdens het dichten ‘verschrikkelijk transpireert’. ‘Alles brandt’ dan en ‘na afloop’ is hij ‘doodmoe’. Zelf ben ik ook wel moe na het schrijven van een stukje, zij het niet in hoofd of handen, maar in mijn voeten. Dat komt door het ijsberen.
Kost denken echt veel energie? Zou je je, in plaats van via joggen of gewichtheffen, ook mager kunnen denken? Men heeft het onderzocht. De resultaten stelden de wetenschappers, zelf denkers, zwaar teleur. Als denken al energie kost is het zo weinig dat het niet is aan te tonen. Iemand die lui achterover naar Ja Natuurlijk kijkt verbruikt even weinig energie als Einstein tijdens het opschrijven van de relativiteitstheorie. Aangezien schrijvers ook uiterlijk weinig tekenen van inspanning geven tijdens wat we toch maar hun ‘arbeid’ zullen blijven noemen, rest hen alleen het verweer van een collega die, toen hem voor de zoveelste keer werd verweten dat hij uit het raam staarde in plaats van een artikel te typen, antwoordde dat er sprake moest zijn van een misverstand. “Typisten,” zei hij, “typen. Schrijvers staren uit het raam.”